Kempotechnieken zijn ontwikkeld om lichaam en geest met elkaar in balans te brengen. Het leren van diverse technieken is een belangrijk doel van kempo, maar ook het nadenken over de toepassing ervan en de effectiviteit in verschillende situaties zijn doelen.
De eerste actie bij het beoefenen van kempo is altijd de verdediging, nooit een aanval. Omdat een eventuele aanval snel gepareerd moet worden is het noodzakelijk dat een kempoka vele verdedigingstechnieken perfect kan uitvoeren. Stoten, slagen en trappen worden uitgevoerd na een verdedigingsactie.
Fysieke basis technieken van kempo zijn standen, stoten, slagen en trappen.
De standen
Standen in de kempo zijn zeer belangrijk. Een goede stand is essentieel voor het vinden van een goede balans. Het is de basis en uitgangspositie in een eventueel gevecht. Het zoeken naar stabiliteit in elke stand, is een onderdeel van het leerproces dat bij kempo hoort. Ook het wisselen van standen wordt veel getraind.
Een aantal basis standen zijn:
- Heisoku-dachi:
Aandachtshouding met de voeten bij elkaar.
- Heiko Dachi:
Dit is de meest natuurlijke stand, met de voeten op schouderbreedte en het gezicht naar voren gericht. De Heiko Dachi is de uitgangssituatie voor de verdediging. Deze straalt geen agressie uit en laat de tegenstander nooit zien dat er een kempoka staat. Vanuit deze stand moet de kempoka zeer snel kunnen reageren.
- Kiba-dachi of de ruiterstand:
Dit is een veel gebruikte stand voor stijloefeningen. De voeten staan op anderhalf maal schouderbreedte en de grote tenen wijzen iets naar binnen. Omdat kempo laag georiënteerd is, vraagt deze stand nogal wat van de bovenbeenspieren.
- Zenkutsu Dachi:
De Zenkutsu Dachi is de stand die vaak wordt gebruikt bij het inlopen om te stoten.
- Nekoashi Dachi of katstand:
Dit is een prima stand om traptechnieken uit te voeren om vervolgens het been weer snel terug te trekken.
De wapens van een kempoka worden gevormd door de ledematen en bepaalde gewrichten. Handen en voeten maar ook de polsen, ellebogen en knieën zijn te gebruiken als natuurlijke wapens. Een hand heeft een groot aantal raakvlakken die als wapen kunnen fungeren. De meest bekende zijn de vuist en de meskant van de hand, maar ook de handpalm en de vingers zijn goed te gebruiken.
Een voet heeft ook verschillende raakvlakken. De bal, de meskant, de hak en zelfs de wreef zijn als wapen te gebruiken. Dat de ellebogen en knieën geschikt zijn in een gevecht kan iedereen zich voorstellen, maar ook de pols heeft, wanneer ze gespannen wordt, een zeer hard raakvlak.
Weringen
Weringen zijn in kempo essentieel. Een half uitgevoerde of mislukte wering heeft niet het gewenste schrik-effect bij een tegenstander. Voor de weringen gebruiken we hoofdzakelijk de handen, ellebogen en armen, maar ook de voeten kunnen gebruikt worden. Een veel gebruikte wering is de Gedan Barai, een basistechniek voor het afweren van een trap of lage stoot.
Stoten en slagen
Stoten en slagen zijn noodzakelijk om een tegenaanval uit te voeren na een wering. De uitvoering van stoten en slagen moet zodanig geoefend worden dat men met grote snelheid, zeer gericht, bepaalde plaatsen op het lichaam van de tegenstander kan raken. Voor de traptechnieken geldt eigenlijk hetzelfde als de stoten en slagen. Na een wering moet de tegenaanval met de voet, het scheenbeen of de knie met grote snelheid, gericht geplaatst worden.
Traptechnieken
Traptechnieken zijn moeilijk uit te voeren omdat door het lichten van een been het lichaam uit balans raakt. De kunst is om een trap snel uit te voeren en zo snel mogelijk het been weer terug te trekken om de tegenstander niet de mogelijkheid te geven het been vast te pakken.
Voordelen van traptechnieken ten opzichte van armtechnieken zijn de reikwijdte en de kracht waarmee aanvallen uitgevoerd kunnen worden. Nadelen van traptechnieken zijn het moment van instabiliteit tijdens de trap en het feit dat de armen voor de verdediging gebruikt moeten worden en niet kunnen dienen voor het vinden van evenwicht.